Verhuur

PERIKELEN MET DE EH6: VERHUUR!

Pinksteren 1996

Af en toe je boot verhuren leek me wel wat: Nieuwe mensen een wad-ervaring laten opdoen en de centen zijn natuurlijk ook altijd welkom. Dus contact opgenomen met een professioneel bemiddelingskantoor voor de nodige backup en administratieve rompslomp.

Voor het Pinksterweekend meldt zich ene heer Eric W., die met 4 vrienden het wel eens wil proberen. Uit de voorafgaande contacten bleek hij al enige ervaring te hebben opgedaan met het varen op platbodems. Niet verkeerd, denk ik, want wij hadden het Pinksterweekend toch clubschip dienst in Lauwersoog afgesproken. De caravan om te slapen is beschikbaar en op je eigen boot zit je tijdens zo’n dienst toch niet veel. Wij spreken af om op vrijdagavond de overname te laten plaatsvinden en de boot zou op dinsdagavond terug zijn.

Op de bewuste vrijdag hebben wij het clubschip al vroeg overgenomen en onze dienst is begonnen. De boot is leeg en wacht op de nieuwe bemanning. Eric komt met 3 vrienden om 20:00 naar de steiger en men begint gelijk met het inpakken en installeren. Ik voeg me erbij en doe mijn instructie, hoe alles werkt, de boot, het wad, de rivier met tij en wind. Helaas is de vierde man, degene met de meeste ervaring , niet van de partij. Ik heb toch maar twee uur tegen de crew gepraat om alles zo duidelijk mogelijk over te brengen. Om 22:00 zeg ik: Nou, jongens, wachten jullie maar tot de vierde man komt, misschien kan ik morgen enkele dingen nog een keer vertellen. Het is inmiddels ook donker geworden en bovendeks zie je dan niet meer zoveel. Dus ben ik weer naar het clubschip gegaan om mijn dienst voort te zetten -partner Marion stond er even alleen voor.

Eindelijk – om 23:30 komt de vierde man: Grote opluchting!! Vertraging vanwege van alles en nog wat. Erg veel briefing is niet meer mogelijk, het is laat en donker, alleen mogelijke vaarplannen kunnen we nog door spreken. Tot slot adviseer ik: Neem nog een borrel en ga maar slapen, morgen zien we wel verder en het is toch pokkeweer (NW 6 à 7).

De volgende ochtend ga ik om 8:30 naar de steiger – weg is de EH6! Ze zullen zich wel redden, denk ik nog, ik heb ze gisteren immers alles verteld en er hebben 4 volwassen kerels aandachtig zitten luisteren. De clubschip dienst op zaterdag gaat zonder bijzondere gebeurtenissen voorbij. Zondag loop ik een rondje over de haven en als ik terugkom bij het clubschip, wordt ik ontvangen met de boodschap: Er is iets mis met de EH6, de motor is stuk! De huurders moesten onder zeil Harlingen binnenlopen. Terwijl nog de vraagtekens in mijn hoofd krioelen, gaat de telefoon alweer: De motor is niet stuk, maar de tank is leeg! Het verwijt, dat ik hun met een lege tank heb laten vertrekken, wijs ik van de hand: Er gaat 50 I brandstof in de dagtank en de machine verbruikt 4 I per uur bij rustig gebruik. Na een vaartocht binnendoor naar Harlingen bij NW 7 is een keer bunkeren wel aan te raden. Om vervolgens zonder kontrole van het brandstofpeil het ruime sop te kiezen komt bij mij onverantwoord over: Als het schip dan helt, zuigt de motor gegarandeerd lucht en dat vind geen diesel leuk. Helaas is de pomp aan het water op zondag gesloten, zodat men met de aan boord aanwezige jerrycans van een pompstation langs de weg brandstof moet halen. Daar ik verder niets meer van het schip hoor, neem ik aan, dat het ontluchten van het systeem wel geslaagd is en men zich op de terugtocht naar Loog bevindt.

Op maandag is het dikke wind, vlagen van 8 Beaufort worden in de haven gemeten. Buurvrouw Jannie komt met de mededeling dat er een “EH6” over de marifoon de kustwacht om hulp heeft geroepen. 

‘s Avonds komt het telefoontje van het schip::

Men is zondag nog naar Terschelling gevaren, zonder problemen. Maar op maandag naar Ameland ging het mis: Met een dubbel rif in het groot en gereefde fok loopt de platbodem geen hoogte meer en de motor moest erbij. Deze deed het maar even en hield er weer mee op. De retourleiding zou lekken en het hele ding was onbetrouwbaar. Vervolgens is men aan lagerwal op een bank gelopen, de zeilen klapperen en de fok is gescheurd. In hoge nood heeft men de marifoon gegrepen en de kustwacht geroepen. Maar het marifoonkanaal wordt ook door anderen afgeluisterd en het bergingsbedrijf van Dieren was sneller dan de kustwacht. Met één en later twee schepen was men ter plaatse om de EH6 met veel geweld weer vrij te trekken van de bank. Voorts werd het schip naar de haven van Terschelling gesleept. Die hele operatie was in twee uurtjes gepiept. Hier ligt de EH6 nu en de bemanning durft niet meer verder. Ik moest maar eens langskomen en de boel oprapen.

Dus ik bel mijn CAM-race schipper Joop Kuik en leen in de haven een fok van Wim de Vries (nogmaals bedankt, bij deze). Op dinsdagochtend rijden Joop en ik met de auto naar Harlingen en stappen op de Koegelwieck om naar Terschelling te varen. Dit is trouwens op zich al een bijzondere belevenis, zo met 50 km/h over het water!

Op Terschelling worden we door Eric en een van zijn maten opgevangen, de rest was al vertrokken. De machinekamer is een bende van gasolie en bilgewater. Aan de retourleiding kan ik niets ontdekken, maar het pompje voor de ontluchting van het brandstofsysteem is niet afgesloten! Hier komt dan natuurlijk diesel uit en lucht in, met alle nare gevolgen vandien. Dus opnieuw ontluchten en de motor starten: Snorrrr als vanouds. Nog even het mengsel van gasolie en water eruit geputst en drinkwater bijgetankt. Een uur na aankomst op Terschelling varen wij met 4 personen aan boord 1 uur na LW onder zeil richting Ameland. Eerst nog nauwlettend de geulen volgen, maar naarmate het HW vordert wordt onze koers steeds lijnrechter naar de oost. Af en toe peilen als we over een ondergelopen bank heengaan: drie meter, tweevijftig, twee meter – Joop schuift in de kuip onrustig heen en weer, zijn Symon den Danser steekt 1.60 m diep – eenvijftig, eenveertig, eendertig, eendertig, blijft. Ga maar door, jongens. Tegen HW om 19:15 hebben we Nes overdwars en we gaan door richting Engelsmanplaat. Met een beetje mazzel zijn we vannacht in Loog, denk ik.

Als we bij het Amelander wantij komen, begint het al te schemeren. De ebstroom is aardig op gang en we gaan met 1.10 m water het wantij in. De wind is ZW 4 geworden en ik loop naar voren om de boom uit de fok te halen. Wij moeten goed alle slingers van de geul volgen. Joop zit aan het roer en tracht dit te volbrengen, hetgeen niet meevalt in het resterende daglicht en dan ook nog van die onduidelijke takken! Hij is een zeer ervaren noordzee-schipper, maar dit is voor het eerst, dat hij over een wantij gaat. En het gaat zoals het moet: Ineens merk ik, dat er geen vooruitgang meer in het schip zit. We zitten 5 m naast de geul aan de hoge kant. Vastgelopen aan lagerwal! Eric kijkt me witjes aan – dit komt hem bekend voor. Nog even geprobeerd met de motor, maar nee, de EH6 wil blijven waar die ligt. Bovendien wordt het rap donker en ik heb honger en krijg het koud. Dan maar het anker uit en eten koken.

Bij de proviandering was helaas geen rekening met dit soort voorvallen gehouden, maar het lukt me toch nog om uit de aanwezige (nood-)voorraden een voedzaam en smakelijk maal te bereiden. Na de afwas gaan we weer aan dek om de situatie bij laag water in ogenschouw te nemen: In de schijn van het zoeklicht zien wij direct, waar de geul verloopt en dat de prikken op de plaatsen staan waar het water dieper is. Verder naar het oosten is ook nog een grote tjalk midden in de geul vastgelopen en voor anker gegaan. Om onze positie door te geven roep ik nog even de vuurtoren van Schier op, waar ik Ted v/d Zee aan de marifoon krijg. Hij is zo vriendelijk om het clubschip op de hoogte te brengen. Met een gerust hart zitten we benedendeks en vertellen sterke verhalen tot het tijd is om te slapen.

De volgende ochtend staan we vroeg op en met het komende water komt de EH6 weer vrij. De wind blijft ZW maar neemt in kracht toe. We strikken een rif in het groot en gaan eerst met de motor en dan onder zeil verder in de geul. De grote tjalk ligt nog steeds midden in het vaarwater, maar de EH6 is niet meer te remmen: We gaan er gewoon aan de lage kant voorbij, en zie daar, als je maar onder de prikken blijft is er voldoende water om ook nog meer dan 10 m uit te wijken. We ronden Engelsmanplaat en moeten hoog aan de wind om door het Zoutkamperlaag naar Loog te varen. De wind neemt toe en het schip helt sterk. We kunnen niet meer genoeg hoogte lopen om ons van de banken vrij te houden. Dan maar de motor bij. Hij start direct, en met stationair draaiende schroef is het net genoeg om de boot op koers te houden. Plotseling loopt het toerental op, zakt weer terug, enz. Ik kijk naar de gashendel, maar daar zit niemand aan. Eric kijkt me angstig aan met een blik van: Zie je wel… Joop en ik komen op hetzelfde moment tot de conclusie: We gaan te schuin! Het water komt af en toe over het potdeksel, het maximum aan helling voor de platbodem. Dan zit alle olie in een hoek van het carter en geen oliepomp die daar nog bij kan. Dan maar de grootschoot fieren en met een tegenbuik in het grootzeil, minder helling van het schip en meer toeren op de machine vervolgen we onze weg naar Loog. We komen veilig door de sluis en in de jachthaven, waar we al met smart werden verwacht.

Na een uitgebreide evaluatie in het clubschip brengt Eric Marion naar Harlingen om nog onze auto op te halen.

Rest mij nog te vertellen, dat ik vier weken later de rekening van het bergingsbedrijf ontving: Vierduizendeenhonderdtwaalfguldenvijftig!! Jullie zijn gewaarschuwd, aldus.